De oude mijnstreek (vervolg)
Het ging helemaal mis met de kleine man aan de kolen toen de kleinere industrieën ook kolen gingen gebruiken voor hun processen, de textielindustrie, de bierbrouwers en meerdere fabrikanten zagen de waarde van kolen in als brandstof. En dat terwijl de grootgrondbezitters geen cent meer kregen. Dat was een situatie die de landeigenaren er toe aanzetten om de kolenwinning ook te professionaliseren. Het land en alles wat daaronder zat was immers van de eigenaar van de grond. De rijke eigenaren richten coöperaties op om de kolenprijs in de hand te houden. En van die rijke eigenaren waren de abten van Kloostenrade. Deze slaagden erin om met stuwdammen de kracht van het water van de worm op te voeren en deze te gebruiken om de mijngangen die volgelopen waren met water weer operationeel te maken, hiermee werd de mijn Steinbusch (ca 1616) verder ontgonnen. Enige grootschaligheid, en voldoende horigen als personeel was een tweede voorwaarde om de productie te verhogen. Maar ook de rijke families lieten zich niet onbetuigd. Nadat het aantal horigen terugliep en de macht van de families toenam vond de abt het welletjes en nam de gehele exploitatie in eigen hand.
Er werd met behulp van aangenomen technici een voor Limburg groots project gestart en de drooglegging van de mijn Maubach was een feit (ca 1752). Met een groot waterrad werd water weggepompt uit de gangen en men kon op deze manier al een diepte bereiken van 200 meter onder de grond. De abdij had niet alleen de kolen, maar ook de wegen in het zuiden van Limburg in handen en daar werd uiteraard tol geheven. De Abdij werd rijker en rijker, allen de koelpiet profiteerde daar in die tijd niet van. Kinder- en vrouwenarbeid waren in die tijd heel gewoon…Het aantal doden in die tijd was ook heel gewoon, een tiental per jaar keek men niet van op. Toch was niet alles kommer en kwel, Er werd wel gezorgd voor de mijnwerker en zijn gezin. Er werd gratis brood uitgedeeld aan de betrokkenen, en de nabestaanden kregen geld. Ook de zieken werden behandeld op kosten van de abdij. Verder kon de Abdij zijn gang gaan. Het land van Rode was destijds Oostenrijks gebied, en de keizerin destijds zal zeker niet geweten hebben dat de Monniken in die tijd zichzelf verrijkten.
literatuur:
De verdwenen Limburgse Mijnen (Ingeborg Wind).
De mijnen gingen open, de mijnen gingen dicht (Bert Breij).