De oude mijnstreek
Het wingebied van steenkool in Zuid-Limburg is onder te verdelen in twee streken, ook wel de oude en de nieuwe mijnstreek genoemd. In de oude mijnstreek heb je de plaatsen Hoensbroek, Brunssum,, Heerlen en Kerkrade liggen. De nieuwe mijnstreek is het gebied rondom Geleen-Sittard. In de oude mijnstreek werd al naar kolen gegraven vanaf de dertiende eeuw. Uit opgravingen is gebleken dat waarschijnlijk ook de Romeinen al kool gebruikte als brandstof in hun villa’s rondom Coriovallum (Heerlen). Het gebied maakte in die tijd deel uit van de provincie Germania Inferior. Het riviertje de Worm had een prominente plaats in de eerste kolenwinning. Uit de dalwanden werden kolen gehakt die gebruikt werden als brandstof voor de minder bedeelden.
Meer dan wat klein gereedschap was er niet en ook toen al moest een mijnwerker veel lef hebben. In de diepere uitgehakte gangen was gewoon te weinig verse lucht en van het stutten van gangen had men ook nog niet veel verstand. Het kwam voor dat de mijnwerkers naar adem snakkend boven kwamen, en velen ook niet als er weer eens een gang instortte. Toch werden er ook in die tijd, mensen leren snel, luchtgaten naar boven gemaakt en werden er gangen gemaakt tussen de kolengalerijen. De hele handel vond ook plaats op bij de ingangen van de galerijen, waar de handelaars de waar, in dit geval de kolen, konden kopen of ruilen. Iedereen tevreden, en met een paar duizend kilo kolenproductie in de week was dat ook geen probleem. Probleem werd het wel zo rond vijftienhonderd, de kolenlagen aan de oppervlakte raakten op en men wist niet goed hoe verder. Dieper ging niet, daar kon je zwemmen in het grondwater. Er werd naarstig gezocht naar oplossingen, en als de nood hoog is komen die er ook. (wordt vervolgt)
literatuur:
De verdwenen Limburgse Mijnen (Ingeborg Wind).
De mijnen gingen open, de mijnen gingen dicht (Bert Breij).